PITANE.BLUE

Verbindend verklaren CAO niet onrechtmatig tegenover Uber

rechtbank

Het hof is net als de Haagse kortgedingrechter van oordeel dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn

De Nederlandse Staat heeft niet onrechtmatig gehandeld tegen Uber en de taxichauffeurs die de Uber-app gebruiken door de CAO Zorgvervoer en Taxi 2022 algemeen verbindend te verklaren. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag bepaald in een zaak van Uber tegen de Staat.

In september 2021 heeft de rechtbank Amsterdam in een procedure tussen FNV en Uber voor recht verklaard dat de “chauffeurs die zich in persoon jegens Uber hebben verbonden om personen te vervoeren” moeten worden beschouwd als werknemer van Uber. De rechtbank heeft Uber veroordeeld om voor de periodes dat de toenmalige CAO algemeen verbindend verklaard is (geweest), deze CAO na te leven. Uber is in hoger beroep gegaan. In de tussentijd is een nieuwe CAO tot stand gekomen. Uber is geen lid van één van de partijen bij die CAO.

Deze nieuwe CAO, de CAO Zorgvervoer en Taxi 2022, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek van FNV, KNV en CNV (die zich in deze procedure aan de kant van de Staat hebben gevoegd) met ingang van 19 mei 2022 algemeen verbindend verklaard. Volgens Uber (en de zeven chauffeurs die zich aan de kant van Uber hebben gevoegd) is echter niet voldaan aan de wettelijke representativiteitseis, omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met het vonnis van de rechtbank Amsterdam. Daarom is dit besluit van de minister onmiskenbaar onrechtmatig tegenover hen. Zij vorderen in deze procedure op die grond (onder meer) dat het besluit buiten werking wordt gesteld ten aanzien van Uber en de taxichauffeurs die de Uber-app gebruiken.

niet toewijsbaar

Het hof is net als de Haagse kortgedingrechter van oordeel dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. Het hof komt tot de conclusie dat het spoedeisend belang ontbreekt, nu het Amsterdamse vonnis van september 2021 niet onherroepelijk is en de daarin gegeven verklaring voor recht niet direct uitgevoerd hoeft te worden. Ten overvloede overweegt het hof dat terughoudendheid is vereist in een geval als dit. Een algemeen verbindend verklaring kan in kort geding alleen buiten werking worden gesteld als deze onmiskenbaar onrechtmatig is en dat is hier niet het geval.

Bron: De Rechtspraak

Gerelateerde artikelen:
Het hof is net als de Haagse kortgedingrechter van oordeel dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn.
Mobiele versie afsluiten