Slechts 16% van de werkgevers heeft CAO-afspraken over duurzame mobiliteit.
Het recent gepubliceerde onderzoek van het Directoraat-Generaal Mobiliteit (DGMo) biedt een genuanceerd beeld van hoe Nederlandse werkgevers met meer dan 100 werknemers duurzaam reisgedrag onder hun medewerkers bevorderen. Dit diepgaande onderzoek liep van mei tot juni en benaderde bedrijven via zowel schriftelijke uitnodigingen als telefonisch contact. Met 1.016 volledig ingevulde vragenlijsten biedt het een schat aan informatie.
Hoewel 60% van de werknemers nog steeds met de auto naar het werk reist, is er een positieve verschuiving merkbaar. Het aantal laadpunten voor elektrische auto’s is bijvoorbeeld toegenomen van gemiddeld zes naar tien per bedrijfsvestiging. Echter, deze vooruitgang varieert afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Bij werkgevers met meer dan 500 werknemers is de toename van laadpunten sterker dan bij kleinere werkgevers. Dit suggereert een kloof tussen de capaciteit van grote en kleine organisaties om duurzame maatregelen te implementeren.
De fiets wint gestaag aan terrein in het Nederlandse bedrijfsleven, gestimuleerd door uitgebreide en verbeterde faciliteiten
Hoewel de trends bemoedigend zijn, blijven er uitdagingen. Het aantal fietsenstallingen en oplaadpunten moet bijvoorbeeld in verhouding staan tot de vraag, en niet elke werklocatie is makkelijk bereikbaar per fiets. Ook is het de vraag of de toegenomen faciliteiten werknemers daadwerkelijk aanzetten tot fietsen, of dat ze enkel de bestaande fietscultuur versterken.
Fietsenstallingen zijn vrijwel universeel aanwezig bij Nederlandse werkgevers, een indicatie dat fietsen erkend wordt als een belangrijk vervoersmiddel. Maar wat vooral opvalt, is de opkomst van aanvullende faciliteiten zoals omkleedruimtes, douches, kluisjes en laadpunten voor elektrische fietsen. De fietsenstalling is dus niet langer een bijzaak; het wordt een centraal element in het bredere duurzaamheidsbeleid van een bedrijf.
De meeste werkgevers hebben inmiddels een fietsenstalling, en velen bieden nu ook aanvullende diensten zoals omkleedruimtes, douches, en zelfs oplaadpunten voor elektrische fietsen, die zijn gestegen van gemiddeld zeven naar elf per locatie. Dit toont aan dat fietsen meer is dan een bijzaak; het wordt serieus genomen als een duurzaam alternatief voor reizen.
Het onderzoek wijst ook op de stabiliteit van thuiswerken als fenomeen. Ondanks de pandemische invloed blijft het percentage werknemers dat regelmatig thuiswerkt onveranderd op 33%. Dit betekent echter ook dat er een toename is in het percentage werkgevers zonder actief beleid voor het spreiden van kantoorbezetting, van 25% tot 33%. Hoewel thuiswerken voordelen biedt, brengt het ook nieuwe uitdagingen met zich mee, zoals het vinden van een evenwicht tussen flexibiliteit en productiviteit.
Slechts 16% van de werkgevers heeft CAO-afspraken over duurzame mobiliteit. Echter, dit percentage kan niet worden genegeerd, vooral als we bedenken dat 79% van de werknemers onder een CAO valt. Het feit dat 30% van de werkgevers nu een certificering of keurmerk heeft op het gebied van duurzaamheid, tegenover 20% vorig jaar, is een ander positief signaal.
Hoewel er minder investeringen worden verwacht in thuiswerkvoorzieningen, is er een algemene verwachting van groei in het aantal elektrische auto’s en laadpalen. Deze trend is echter minder sterk in de publieke sector, wat mogelijk duidt op budgettaire of bureaucratische obstakels.
De uitdaging ligt niet alleen in het overstappen op duurzamere vervoermiddelen, maar ook in het aanpakken van bredere gedrags- en beleidskwesties. Het DGMo-onderzoek belicht de noodzaak van een holistische benadering. Er zijn stappen gezet, maar er is een gerichte inspanning nodig van zowel de private als de publieke sector om substantiële verandering te bewerkstelligen.