Eurostar kondigt met veel bravoure nieuwe internationale routes aan: vanaf begin 2030 moet je zonder overstap vanuit hartje Londen in Frankfurt en Genève kunnen uitstappen.
Een aantrekkelijke gedachte, zeker in tijden waarin milieubewust reizen meer regel dan uitzondering is geworden. Maar het aangekondigde plan roept meteen een cruciale vraag op: is Eurostar wel gebaat bij een monopoliepositie, of snakt de hogesnelheidstrein juist naar concurrentie?
De Europese hogesnelheidsmarkt groeit in hoog tempo, mede dankzij forse investeringen van verschillende Europese landen in het spoor. De politieke wens is duidelijk: minder vluchten, meer treinen. Eurostar speelt hier handig op in met een miljardeninvestering voor vijftig nieuwe treinstellen. CEO Gwendoline Cazenave stelde recent: „Onze ambitie is niet alleen een duurzaam alternatief te bieden voor reizigers die bewust reizen, maar ook het zakelijk segment naar steden zoals Frankfurt en Genève beter te bedienen.”
Toch ontstaat juist rond dit enthousiasme ook kritiek. De vraag rijst namelijk of één enkele aanbieder, hoe krachtig en ambitieus ook, werkelijk in staat is om de markt dynamisch en concurrerend te houden. Er liggen immers belangrijke uitdagingen voor het oprapen: het verlagen van ticketprijzen, verbeteren van dienstverlening en vooral het vergroten van capaciteit.
concurrentie
Deze problemen kan Eurostar onmogelijk alleen oplossen. Neem bijvoorbeeld het gebrek aan geschikte onderhoudsfaciliteiten in het Verenigd Koninkrijk. Temple Mills in Oost-Londen is momenteel de enige plek die geschikt is voor Europese hogesnelheidstreinen. Volgens de Britse toezichthouder ORR is daar ruimte voor slechts één nieuwe operator naast Eurostar. Dat beperkt direct de concurrentie, omdat spelers zoals Virgin Group en Evolyn hierdoor al gedwongen worden hun plannen in te perken.
Bovendien kan de monopoliepositie van Eurostar de groei van de markt ernstig vertragen. De prijzen voor tickets blijven relatief hoog zolang er geen echte concurrentie is. Britse experts voorspellen dat met voldoende concurrentie prijzen wel dertig procent lager zouden kunnen worden. Een ontwikkeling die hard nodig is als treinreizen echt aantrekkelijk moet worden ten opzichte van goedkope vluchten.

De Britse toezichthouder grijpt al voorzichtig in, onder meer door tarieven te verlagen om nieuwe operators aan te moedigen. Maar dat alleen lost het probleem niet op. Eurostar moet niet alleen concurrentie toestaan, maar ook actief faciliteren. Daarbij hoort ook de uitbreiding van grenscontroles en capaciteit van stations zoals Londen St Pancras, zodat passagiersstromen vergelijkbaar kunnen worden met die van grote luchthavens.
Virgin Group
Richard Branson, oprichter van Virgin Group, windt er geen doekjes om: „Wij staan klaar met minstens twaalf treinstellen. Alleen zo breek je het monopolie van Eurostar écht open.” Hij raakt daarmee precies de kern. Concurrentie is niet alleen gewenst maar noodzakelijk om de markt gezond en betaalbaar te maken.
Kortom, Eurostar doet er goed aan haar poorten wagenwijd open te zetten voor concurrenten. Dat betekent concrete investeringen in infrastructuur en het creëren van gelijke kansen. Alleen zo kan de internationale hogesnelheidstrein definitief winnen van de vliegende concurrentie. Eén speler domineert nooit een gezonde markt. Eurostar mag dromen, maar moet beseffen dat juist concurrentie zorgt voor een snellere, betere en vooral aantrekkelijkere spoorverbinding.