Print Friendly, PDF & Email

In het juninummer van Magazine Personenvervoer – net uit – staat een uitgebreid interview met de drie beleidsadviseurs van het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI), Eugene van de Poel, Jaap Berends en directeur Arthur ter Weeme.

Helaas was het interview net voor het uitkomen van het Deltaplan Mobiliteit ingeblikt en neemt de organisatie, die nauw samenwerkt met verschillende gemeenten, zelf geen standpunten in.

Wel wil Ter Weeme op persoonlijke titel graag “de roep van de Mobiliteitsalliantie om grootschalig te investeren in bereikbaarheid, onderschrijven. In het Deltaplan Mobiliteit benoemt de Alliantie belangrijke thema’s en opgaven.”

“Ik zou daarbij willen oproepen te investeren op plekken waar de grootste winst te behalen valt. Ik vermoed dat als je dat met een brede, integrale blik zou bekijken, dit voornamelijk ligt op het lokaal-regionale schaalniveau.”

Ter Weeme legt uit dat er de afgelopen decennia vooral gekeken is naar de grote verbindingen: “Zo zijn ons landelijke railnetwerk en snelweginfrastructuur prima uitgebouwd – al blijft er altijd wat te wensen over. De echte opgaven liggen echter in en rondom de stedelijke centra. Op het Nederlands schaalniveau omvat dat ook het landelijke gebied, maar het gaat er om dat we niet alleen zorgen voor een hogere frequentie van de trein van bijvoorbeeld Eindhoven naar Amsterdam. We moeten er ook voor zorgen dat mensen rondom Eindhoven of Amsterdam zich snel en goed naar hun werk of sociale activiteiten kunnen verplaatsen.”

“Laten we ook niet vergeten dat de mensen die de rit tussen Eindhoven en Amsterdam maken, niet allemaal bij het station of aan de op- en afrit van een snelweg wonen. Ook voor de langere afstand komt het neer op de first- en last mile en dus op opgaven op lokale- en regionale schaal.”

Lees ook  Zelfrijdende auto's: een revolutie met een duur prijskaartje

Ter Weeme vindt dat “we in Nederland ook te vaak geneigd zijn om ‘klein’ te denken. Als je de Randstad als polycentrische agglomeratie beschouwt, dan heb je het over een stedelijk gebied van 8 miljoen inwoners. En ook de Brabantse stedenrij is een flinke conglomeratie. Er is in die gebieden nog zoveel mobiliteitswinst te behalen, door alleen al bijvoorbeeld een S-Bahnconcept te introduceren met aftakkingen de regio in.”

“En laten we niet vergeten dat een stad als Groningen door gemeentelijke fusies inmiddels ver boven de 200.000 inwoners uit komt. In Duitstalige landen heeft zo’n stad dan een regionaal OV-netwerk met een frequent rijdende S-Bahn als drager. En in de grote steden is ook simpelweg een schaalsprong nodig in het openbaar vervoer. We kunnen niet wachten op zelfrijdende auto’s, die gaan zeker qua vervoerscapaciteit het mobiliteitsprobleem in de komende decennia niet voor ons oplossen.”

“Ook voor de verkeersveiligheid geldt dat de investeringen moeten worden gedaan op de wegen waar dit de meeste slachtoffers gaat voorkomen. We moeten daar ook in de verdeling van budgetten rekening mee houden. Dus laten we als overheden en mobiliteitssector eens een goede gezamenlijke analyse maken van de verkeersveiligheidsopgaven en de overheden die daar verantwoordelijk voor zijn ook voorzien van middelen om daarin voldoende te investeren. We zien dat met name gemeenten te maken hebben met zeer krappe budgetten en verkeersveiligheidsmaatregelen vaak alleen mogelijk zijn als op dat moment ook andere urgenties spelen, zoals vervanging van het riool.”

Ter Weeme geeft aan dat ook voor het verduurzamen geld nodig is om mensen te stimuleren om duurzamer te gaan reizen. “Het gaat dan om een veelheid aan stimulerende maatregelen, waar de verschillende overheidslagen een eigen wervende taak in hebben.”

Lees ook  Vaarwel racefiets: overheid pakt opgevoerde e-bikes aan

“En niet te vergeten de digitalisering. We moeten als overheden en wegbeheerders er voor zorgen dat we onze infrastructuur goed monitoren, ontwikkelingen goed volgen en deze waar het gaat om kerntaken ook vóór zijn. We mogen niet afhankelijk worden van Google als het gaat om de gegevens over onze weginfrastructuur. Hier zijn we zélf verantwoordelijk voor en onze data moet klaar staan om straks de zelfrijdende auto te faciliteren.”

“Dat betekent niet alleen investeren in ICT, maar ook in ménsen. Vervoerskundigen en planologen moeten de taal van de data spreken en andersom”, zegt Ter Weeme, die zijn organisatie graag een stimulerende rol toebedeelt. “We denken dat het Deltaplan een hele mooie stimulans is om landelijk meer geld vrij te maken voor bereikbaarheid. En het is erg goed dat de sector dit gezamenlijke geluid laat horen. Er wacht ons een enorme uitdaging die een Deltaplan meer dan verdient. Het is nu aan ons als overheden om hier de handschoen op te pakken en initiatieven te ontplooien.”