De Raad heeft ook opmerkingen gemaakt over de minimumduur van de vervangende hechtenis.
Om de verkeersveiligheid te verbeteren, hebben de ministeries van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur en Waterstaat een wetsvoorstel ingediend dat de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafvordering wijzigt. De voorgestelde wijzigingen richten zich vooral op een strengere aanpak van rijden onder invloed en het afschaffen van de huidige recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten.
Uit onderzoek blijkt dat rijden onder invloed een groeiend probleem vormt op de Nederlandse wegen. In 2022 bleek 2,6% van de automobilisten tijdens weekendnachten onder invloed van alcohol te rijden, een stijging ten opzichte van 1,4% in 2017. Deze alarmerende cijfers vragen om drastische maatregelen om de verkeersveiligheid te waarborgen. De toename van het aantal ernstig verkeersgewonden en verkeersdoden versterkt de noodzaak voor strengere regelgeving en effectieve handhaving.
Het huidige wetsvoorstel introduceert drie belangrijke maatregelen om de aanpak van rijden onder invloed te versterken. Allereerst krijgt de rechter de bevoegdheid om de ontzegging van de rijbevoegdheid direct uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast kan de rechter, bij oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid, het rijbewijs direct ongeldig verklaren, zelfs bij een eerste veroordeling. Ten slotte wordt de mogelijkheid gecreëerd om vervangende hechtenis toe te passen in geval van schending van de rijontzegging.
Deze maatregelen zijn gekoppeld aan de ontzegging van de rijbevoegdheid en gelden dus niet alleen voor rijden onder invloed, maar ook voor andere ernstige verkeersdelicten zoals het veroorzaken van gevaar op de weg of het verlaten van de plaats van een ongeval. Dit is een aanzienlijke uitbreiding ten opzichte van de huidige recidiveregeling, die alleen ziet op rijden onder invloed.
De Raad van State heeft kritisch gereageerd op het wetsvoorstel en wijst op enkele belangrijke aandachtspunten. Zo vindt de Raad dat de noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit van de uitbreiding van de maatregelen onvoldoende zijn toegelicht. Bovendien is niet duidelijk welke consequenties de uitbreiding heeft voor de uitvoerbaarheid van het voorstel en hoe bestuurders worden geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die een afschrikkende werking moeten hebben.
Een ander belangrijk punt van kritiek is de koppeling van vervangende hechtenis aan de ontzegging van de rijbevoegdheid. De Raad adviseert om de toelichting aan te passen en daarin de noodzaak en proportionaliteit van deze maatregel te motiveren in het licht van de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest).
De Raad heeft ook opmerkingen gemaakt over de minimumduur van de vervangende hechtenis. De voorgestelde minimumduur van twee weken zou de straftoemetingsvrijheid van de rechter beperken en kan leiden tot disproportionele uitkomsten. De Raad adviseert daarom om geen minimumduur vast te stellen of de duur te heroverwegen.
In reactie op de kritiek van de Raad van State zijn enkele aanpassingen doorgevoerd in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Zo is de minimumduur van de vervangende hechtenis verlaagd naar drie dagen, vergelijkbaar met de vervangende hechtenis bij niet-naleving van een vrijheidsbeperkende maatregel. Daarnaast is verduidelijkt dat de rechter in elk individueel geval de duur van de vervangende hechtenis bepaalt, rekening houdend met de omstandigheden van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.
Verder is in de memorie van toelichting opgenomen dat de vervangende hechtenis geen punitieve sanctie is voor het overtreden van de rijontzegging, maar een middel om de naleving van de rijontzegging te verzekeren. Ook is de mogelijkheid van een dubbele bestraffing, wat in strijd zou zijn met het ne bis in idem-beginsel, verder uitgewerkt en verduidelijkt dat vervolging voor overtreding van de rijontzegging en de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis gescheiden trajecten zijn.
Het wetsvoorstel biedt de rechter tevens de mogelijkheid om buitenlandse rijbewijzen ongeldig te verklaren, mits de houder ervan in Nederland woonachtig is. Dit zorgt voor een gelijk speelveld tussen Nederlandse en buitenlandse rijbewijshouders en versterkt de handhaving van verkeersveiligheid op de Nederlandse wegen.
Samenvattend schrijft de voormalig Minister van Justitie en Veiligheid Yesilgöz-Zegerius dat de Raad van State enkele belangrijke bezwaren heeft geuit bij het wetsvoorstel, maar na aanpassingen door de ministeries lijkt het voorstel klaar om ingediend te worden bij de Tweede Kamer. De wijzigingen in de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafvordering zijn cruciaal voor een effectievere aanpak van rijden onder invloed en andere ernstige verkeersdelicten, met als doel de verkeersveiligheid in Nederland aanzienlijk te verbeteren.