De verhitte discussie over de vraag of bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen uitgesloten mogen worden van OV-concessies blijft de gemoederen bezighouden.
Het politieke probleem werd ooit aangewakkerd door vragen van de Partij voor de Dieren. Zij wilden van het provinciebestuur weten of vervoerbedrijven – of hun moedermaatschappijen – die actief zijn in bezette gebieden zoals Palestina, toch mogen meedingen bij aanbestedingen. Dit alles naar aanleiding van een juridisch advies van Van Doorne Advocaten over de toepasbaarheid van uitsluitingsgronden op basis van internationaal recht.
De conclusie van het provinciebestuur was glashelder: er is weinig ruimte om op ethische gronden te weigeren en het risico bij uitsluiting is groot – in juridische zin. Dat beeld klopt op het eerste gezicht. Het Europees aanbestedingsrecht stelt namelijk dat uitsluiting alleen mogelijk is op objectieve en neutrale gronden, en laat nauwelijks ruimte voor morele overwegingen. Zulke uitsluitingsgronden moeten juridisch stevig onderbouwd zijn, aldus de provincie.
mogelijkheden
Toch blijkt uit het Van Doorne-advies dat er wél mogelijkheden bestaan, mits die zorgvuldig en feitelijk goed worden onderbouwd. In sommige gevallen kan betrokkenheid bij schendingen van internationaal recht, zoals activiteiten in bezet gebied, een grond voor uitsluiting vormen – op voorwaarde dat vooraf een gedegen risicoanalyse en juridische onderbouwing plaatsvindt.

Het maatschappelijk debat vraagt beleidsmakers nu helder rekenschap af te leggen. Want reizigers reizen niet alleen duurzaam, ze willen ook rechtvaardig reizen. En zij mogen verlangen dat hun overheid hier verantwoordelijk in handelt.
De kwestie draaide toen onder meer om Egged Bus Systems (EBS), het OV-bedrijf dat onderdeel is van het Israëlische concern Egged. Egged onderhoudt buslijnen in bezette gebieden zoals de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem en staat daarom op de VN-database van bedrijven die betrokken zijn bij kolonisering. Ondanks die status kreeg EBS delen van de concessie in regio’s als Rotterdam-Den Haag en Utrecht toegewezen. The Rights Forum bekritiseerde daarop dat Zuid-Holland EBS gewoon toeliet tot de aanbesteding van Zuid-Holland Noord, ondanks de opname op de VN-zwarte lijst. Zij noemen dat onverantwoord en onacceptabel.
Linkse partijen en bezorgde inwoners spraken zich fel uit tegen de deelname van EBS aan de aanbesteding voor openbaar vervoer in de regio, omdat het bedrijf een dochteronderneming is van het Israëlische vervoersconcern Egged, dat actief is in bezet Palestijns gebied. Zij wezen daarbij op het feit dat Egged voorkomt op de zwarte lijst van de Verenigde Naties, die bedrijven vermeldt die economische activiteiten ontplooien in illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. De vrees bestond dat belastinggeld indirect zou bijdragen aan mensenrechtenschendingen.
Volgens de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UN GPPs) moeten overheden bedrijven uitsluiten van overheidscontracten als die bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Eisen vanuit nationaal beleid, zoals het Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen en het Nationaal Actieplan Mensenrechten, leggen decentrale overheden op om gepaste zorgvuldigheid toe te passen op mensenrechtenrisico’s. Weigert een bedrijf verbetermaatregelen door te voeren, dan moet uitsluiting volgen.
In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit is in aanvulling op het al jarenlang bestaande kabinetsstandpunt dat de nederzettingen en het uitbreiden daarvan in de bezette gebieden in strijd zijn met internationaal recht
Ondanks de visie van het kabinet kan de provincie dan wel erkennen dat een inschrijver banden heeft met schendingen in bezet gebied, maar stelt toch nog steeds dat het juridisch te riskant is uit te sluiten zonder precedent en zonder afgeronde analyse. Die voorzichtigheid noopt tot stilstand, zeggen critici. The Rights Forum wijst erop dat overheden met een voorbeeldrol juist expliciet geacht worden ketens ‘schoon’ te houden en verantwoordelijkheid te nemen – niet alleen financieel, maar ook moreel.
neutraal beleid
De provincie benadrukt dat uitsluiting moet gebeuren op basis van objectieve criteria, niet op subjectieve morele oordelen. Dat klinkt verantwoord, maar roept vragen op: hoe neutraal is het om in zee te gaan met bedrijven die actief profiteren van illegale kolonisering? Politici kunnen dit presenteren als ‘juridische neutraliteit’, maar geluiden uit de samenleving stellen dat zulke ‘neutrale’ keuzes eigenlijk politieke keuzes zijn – alleen zonder ruggengraat.
Bij beleidsmakers groeit ondertussen het argument dat aanbestedingen niet louter over prijs en planning moeten gaan. Waarden als rechtvaardigheid dienen expliciet een rol te krijgen. Dat vraagt lef en bereidheid om – weloverwogen en onderbouwd – de juridische grenzen op te zoeken. Reizigers mogen verwachten dat hun belastinggeld niet bijdraagt aan schending van mensenrechten.