Rechter tikt gemeenten op de vingers na omstreden trajectcontrole.
De politierechtbank van Vilvoorde heeft een boete van 53 euro, opgelegd na een trajectcontrole in Meise, ongeldig verklaard en daarmee een opvallende steen in de Vlaamse verkeersvijver gegooid. Het oordeel van de rechter, dat niet alleen de gemeente maar ook een privébedrijf financieel betrokken is bij het meettoestel, zorgt voor beroering op meerdere beleidsniveaus. Vlaams minister van Mobiliteit Annick De Ridder waarschuwt dat het vonnis mogelijk verstrekkende gevolgen kan hebben voor het huidige systeem van lokale trajectcontroles. Volgens haar kan een verdere navolging door andere politierechters het fundament onder talloze boetes wegslaan.
identificatie
De zaak die tot dit vonnis leidde, begon vorig jaar toen Johan De Mol, mobiliteitsexpert aan de UGent, zelf door een trajectcontrole in Meise werd geflitst en een boete van 53 euro ontving. Hij besloot het daarbij niet te laten en stapte naar de politierechtbank. In zijn verweer stelde hij dat de opgelegde GAS-boete niet was goedgekeurd door een persoon met de juiste bevoegdheid. Hij wees erop dat dit een politieagent of een andere bevoegde functionaris moet zijn. De rechter gaf hem daarin nu gelijk. Hoewel op de boete een stamnummer te vinden was, stelde de politierechter dat dit onvoldoende is om de betrokken persoon daadwerkelijk als bevoegd te identificeren.
privébedrijf
Daar bleef het echter niet bij. De rechter ging ook in op de financiële constructie achter de trajectcontrole in Meise. Volgens het vonnis moeten flitstoestellen volledig door de overheid worden gefinancierd. De situatie in Meise, waar een commerciële samenwerking bestaat met een privébedrijf dat meedeelt in de inkomsten uit de boetes, werd als onwettig bestempeld. De uitspraak raakt daarmee niet alleen Meise, maar ook andere gemeenten die werken met vergelijkbare partnerschappen. Het vonnis zet hiermee het verdienmodel achter vele lokale trajectcontroles onder druk.
Minister De Ridder onderstreept dat het volledige systeem van trajectcontroles al langer onder een vergrootglas ligt. Een lopende studie hierover moet tegen de zomer van volgend jaar worden afgerond. De uitspraak van de politierechtbank geeft die evaluatie nu een onverwachte, extra lading.
Vlaams minister Annick De Ridder reageert dat het vonnis grondig zal worden onderzocht. Zij benadrukt via VRT NWS dat er de komende dagen een juridische analyse van de uitspraak volgt. Volgens haar kan de regelgeving worden aangepast indien blijkt dat de huidige structuur juridisch onvoldoende standhoudt. Ze laat weten dat ze een bredere reflectie wil doortrekken: “We gaan dit enkel nog handhaven waar de verkeersveiligheid in het gedrang is.” Verder benadrukt ze: “Ik wil dit vonnis gebruiken als momentum om de excessen die we allemaal op het terrein aanvoelen eruit te krijgen. Het huidig model, waarbij boetes overmatig worden afgeroomd en naar de private kas gaan, is niet alleen juridisch kaduuk, het ondermijnt ook elk draagvlak voor meer verkeersveiligheid.”
signalisatie
Johan De Mol legde in de procedure ook een ander punt op tafel. Hij stelde dat de afstand tussen de signalisatie die de snelheidszone aanduidt en het punt waar de trajectcontrole begint te klein was. Daardoor zou hij zijn snelheid volgens eigen zeggen niet tijdig hebben kunnen aanpassen. De Mol verklaarde aan VRT NWS: “Ik heb geen probleem met trajectcontroles, maar heb het wel moeilijk met de manier waarop wordt aangegeven hoe snel je mag rijden.” Hij voegde eraan toe dat er in Nederland duidelijke afspraken bestaan over zulke afstanden en vroeg zich af waarom dat in België niet het geval is. De rechtbank ging niet in op dit onderdeel van zijn klacht.

