Het wereldwijde chiptekort drukte in januari opnieuw flink op de Europese autoverkopen. Volgens de Europese autobrancheorganisatie ACEA wijzen de cijfers van de eerste maand van dit jaar op een verdere daling, al zijn er wel grote verschillen tussen landen. Door het gebrek aan halfgeleiders kunnen autofabrikanten al langer veel minder auto’s produceren dan ze willen en lopen de leveringen vertraging op.
In totaal zijn er in de Europese Unie vorige maand 682.596 nieuwe personenwagens op kenteken gezet. Dat is 6 procent minder dan in januari vorig jaar, en dat was destijds al de slechtste januarimaand die ACEA ooit had gemeten. Toen hadden dealers nog veel last van de lockdowns tegen het coronavirus in veel Europese landen.
In onder meer Duitsland, Letland, Roemenië en Slowakije zaten de verkopen vorige maand wel duidelijk in de lift ten opzichte van een jaar eerder. Maar in de meeste landen, waaronder ook Nederland, werden minder wagens verkocht. Hier ging het om een min van dik 11 procent. De Nederlandse brancheorganisaties BOVAG en RAI Vereniging stelden onlangs al dat het chiptekort de grote boosdoener bleef, waardoor veel fabrikanten leveringsproblemen ervoeren. Dealers meldden wel volle orderboeken, maar veel van de bestelde auto’s konden nog niet afgeleverd worden.
Veel kenners gaan ervan uit dat de problematiek nog zeker tot halverwege 2022 zal aanhouden. ACEA voorspelde onlangs niettemin dat de verkoop van nieuwe personenauto’s in de EU dit jaar waarschijnlijk met bijna 8 procent zal stijgen tot 10,5 miljoen voertuigen. Als de chipleveringen stabiliseren zouden autobouwers de productie weer kunnen opvoeren. Met deze cijfers zou de verkoop overigens nog wel bijna 20 procent lager uitkomen dan in 2019, voordat de coronacrisis uitbrak.
Lees ook: Autoverkoop in de Europese Unie zal stijgen dit jaar