De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft een besluit genomen over de klacht van Arriva tegen ProRail, waarin het ging om de afwijzing van aanvragen voor nieuwe treindiensten in Noord-Nederland.
Arriva had ProRail beschuldigd van onjuiste capaciteitsverdeling, maar de ACM oordeelde dat de klacht deels gegrond is. De zaak draait om de toewijzing van spoorcapaciteit voor stoptreinen en spitstreinen op drukke trajecten zoals Leeuwarden-Zwolle en Groningen-Zwolle.
klacht ongegrond
Voor de stoptreindiensten Leeuwarden-Zwolle en Groningen-Zwolle oordeelde de ACM dat ProRail juist heeft gehandeld. Deze treindiensten vallen onder zogenoemde “opentoegangsdiensten”, waarvoor geen concessie is verleend. Het Besluit capaciteitsverdeling schrijft voor dat treinen met een concessie, zoals die van de NS, voorrang krijgen boven opentoegangsdiensten. Volgens ProRail was er geen fysieke ruimte meer op het spoor om de stoptreinen van Arriva in te passen. De ACM bevestigde dat dit besluit in lijn is met de regelgeving en achtte dit deel van de klacht ongegrond.
spitstreinen
Arriva had ook aanvragen ingediend voor 22 spitstreinritten per dag tussen Groningen en Zwolle, en trajecten zoals Leeuwarden-Heerenveen. Hoewel er fysiek ruimte was om deze treinen te laten rijden, wees ProRail de aanvragen grotendeels af. De reden hiervoor lag volgens ProRail in technische beperkingen, waaronder risico’s voor baanstabiliteit, overwegveiligheid en de energievoorziening.
De ACM oordeelde dat ProRail niet voldoende transparant is geweest over de afwijzing van deze spitstreinen. In haar besluit stelde de ACM dat ProRail onvoldoende duidelijk maakte hoe technische beperkingen precies invloed hebben op de verdeling van de capaciteit. Bovendien waren noodzakelijke risicoanalyses, die de daadwerkelijke gevolgen hadden kunnen vaststellen, nog niet uitgevoerd.
De ACM heeft ProRail een aantal bindende verplichtingen opgelegd om transparanter te worden in haar procedures. Zo moet ProRail de Netverklaring voor 2026 aanpassen door heldere criteria en normen op te nemen die uitleggen hoe technische beperkingen de capaciteit beïnvloeden.
Daarnaast moet ProRail specificeren wanneer en door wie aanvullende onderzoeken naar technische risico’s moeten worden uitgevoerd. Ook kreeg ProRail de opdracht om opnieuw de coördinatiefase voor de dienstregeling van 2025 te doorlopen. De ACM stelde dat ProRail tijdens de eerste procedure niet tijdig en volledig informatie had gedeeld over de criteria die werden gebruikt voor de afwijzing van de spitstreinen. Hierdoor moet er een nieuw verdeelbesluit komen voor de trajecten waar de spitstreinen van Arriva gepland waren.
overbelastverklaring
De ACM heeft verder kritiek op het feit dat ProRail de betrokken infrastructuur niet eerder als “overbelast” heeft aangemerkt. ProRail is wettelijk verplicht een dergelijk besluit te nemen wanneer te verwachten capaciteitsaanvragen niet adequaat verdeeld kunnen worden. Volgens de ACM had ProRail dit medio 2023 moeten doen, waarna een capaciteitsanalyse had kunnen plaatsvinden. Dit had voor meer duidelijkheid gezorgd over mogelijke risico’s zoals baanstabiliteit en overwegveiligheid bij de start van de verdeling voor 2025. ProRail moet in de Netverklaring 2026 aangeven hoe het in de toekomst zal omgaan met dergelijke situaties.
beroep
Het besluit van de ACM betekent niet dat de discussie volledig ten einde is. Betrokken partijen, zoals ProRail of Arriva, kunnen binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Dit biedt de mogelijkheid om het besluit verder juridisch aan te vechten.
Met dit oordeel benadrukt de ACM het belang van transparantie en een eerlijke verdeling van spoorcapaciteit, zeker in een regio waar de vraag naar treinverbindingen groeit. Het besluit zet druk op ProRail om haar processen te verbeteren en geeft Arriva deels gelijk in haar kritiek.