Vanaf 1 juli 2025 gaat een nieuw tijdperk beginnen in de Nederlandse taxiwereld.
Ritten van chauffeurs en ondernemers moeten dan automatisch worden doorgegeven aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) via de langverwachte Centrale Database Taxivervoer (CDT). Voor veel stakeholders is deze ontwikkeling welkom en volgens velen is het ook broodnodig. Maar het begint met handhaving, en effectief optreden tegen misstanden in met name de straattaxi. Toch klinkt er steeds vaker kritiek, onder andere van Donald Desmidt, zaakvoerder bij D&D Services, die zijn bedenkingen niet onder stoelen of banken steekt.
Donald Desmidt erkent dat digitale registratie broodnodig is voor transparantie in de sector. Maar hij voelt met deze verplichting een echo uit het verleden. “Ja, digitale registratie is nodig. Maar dit voelt als déjà vu: net zoals in de horeca krijgen we controletechnologie (CDT) opgelegd, zonder structurele hervorming. De BCT was ooit ook een belofte. Nu schuiven we die opzij voor iets nieuws terwijl fundamentele problemen blijven liggen.” Volgens Desmidt mist de invoering van de CDT dezelfde diepgang als eerder beloofd met de BCT: een serieuzere aanpak van de kern van de problemen binnen de branche.
acute uitdagingen
Binnen de taxiwereld spelen meerdere acute uitdagingen: het verouderde wagenpark, de genadeloze race‑to‑the‑bottom, schijnzelfstandigheid van chauffeurs en sociale dumping. Desmidt stelt dat een centrale database deze schrijnende problemen niet zal oplossen. “Waar blijft het beleid rond het wagenpark, de race‑to‑the‑bottom, schijnzelfstandigheid, en sociale dumping? Een centrale database is geen oplossing als het fundament rot is.” De CDT legt zware nadruk op registratie en controle, maar volgens hem ontbreekt het aan systemische hervorming.
Die kritische toon neemt Desmidt nog eens kracht bij door te verwijzen naar ouderwetse instrumenten: “Zolang de overheid focust op data en boetes, maar weigert echt in te grijpen in marktmacht, arbeidsvoorwaarden of voertuigkwaliteit, is dit gewoon een digitale zweep.” Chauffeurs en ondernemers worden op die manier vooral geconfronteerd met toezicht, in plaats van daadwerkelijk geholpen. Desmidt plaatst de inzet op technologie tegenover een totaal gebrek aan visie en bescherming van chauffeurs. Daarmee zou de CDT vooral symptoombestrijding zijn: een digitale doek over een structureel falende sector.
digitale zweep
Wat bedoelt hij precies met “digitale zweep”? Uit zijn woorden spreekt frustratie over het eenzijdig ingrijpen van de overheid. Waar zijn plannen voor duurzaam wagenparkbeleid? Waar blijft een eerlijk speelveld, waarin niet enkele bedrijven de hele markt bepalen? Hoe worden arbeidsvoorwaarden gewaarborgd voor chauffeurs die vaak schijnzelfstandig zijn? En hoe wordt voorkomen dat ontwijkingen zoals sociale dumping aan de orde van de dag blijven?
Desmidt vindt dat de CDT zich zou moeten richten op méér dan alleen registratie. Wat nodig is, is een systeem met harde eisen: minimaal emissievrije voertuigen, fatsoenlijke arbeidscontracten, transparante prijsvorming en strenge handhaving bij overtredingen. Zonder die maatregelen blijft de CDT volgens hem slechts een nieuw laagje op een gammel fundament. Technologie kan dan misschien helpen, maar zonder een heldere visie met bijbehorende regelgeving wordt de CDT een overbodige administratieve last.

Niet alle partijen delen Desmidts kritische houding. Verschillende brancheorganisaties juichen de CDT juist toe. Zij wijzen op duidelijke voordelen: betere verkeersveiligheid, strengere controle op illegale ritten en een eerlijkere verdeling van ritten. De CDT creëert een centraal systeem waarin bijvoorbeeld onbetaalde ritten en illegale chauffeurs sneller opgespoord kunnen worden. Die positiviteit wordt gedeeld door de ILT, die benadrukt dat de database helpt bij het efficiënt inzetten van handhaving en bijsturen op beleidsniveau.
redding
Echter blijft de vraag: redt de CDT de sector? Bedrijven vinden dat de_basis van de sector daarmee niet meteen verbetert. Zonder visie op arbeidsstandaarden, wagenparkkwaliteit en integriteit van dienstvergunningen is het volgens Desmidt dweilen met de kraan open. Zijn waarschuwing klinkt alsof de overheid opnieuw kiest voor controle boven inhoud. Die prioriteit zou best anders, meent Desmidt: “Technologie kan helpen maar zonder visie en bescherming blijft het symptoombestrijding.”
Met de invoering van de CDT breekt een periode aan waarin registratie automatisch verloopt en rapportage vanaf 1 juli verplicht is. Maar of dat leidt tot structureel verbeterde arbeidsomstandigheden of eerlijker vervoer, valt te betwijfelen zolang het kabinetsbeleid en wetgeving niet verder gaan dan data en boetes. Voor ondernemers zoals Desmidt is het wachten op het moment dat de overheid wél durft door te pakken — niet met een digitale stok, maar met duurzame hervormingen.