Wat zich jarenlang opbouwde als een politiek-technocratisch getouwtrek tussen Den Haag en Brussel is deze week geëscaleerd in een formele juridische veldslag.
De Europese Commissie heeft besloten om Nederland voor het Hof van Justitie te dagen vanwege de directe concessie van het hoofdrailnet aan de NS voor de periode 2025 tot 2033. Een stap die terecht is, en die de logica en integriteit van de Europese wetgeving moet beschermen tegen nationale schijnbewegingen.
Het dossier leest als een handboek politieke eigenwijsheid. Terwijl de Europese Unie eind 2023 glashelder een verbod instelde op onderhandse gunningen van spoorconcessies, besloot het demissionaire kabinet binnen dezelfde maand nog snel het hoofdrailnet zonder aanbesteding aan de NS toe te wijzen. Een juridische inhaalactie volgde, waarin Den Haag met kunst- en vliegwerk probeerde aan te tonen dat alles netjes binnen de lijntjes was gekleurd.
waarschuwingen
Maar Europa laat zich niet inpakken. Na eerdere waarschuwingen en een formeel gemotiveerd advies is de gang naar het Hof een logisch vervolg. En het is een noodzakelijke tik op de vingers voor een overheid die denkt dat het nationale belang altijd boven de regels van de Europese interne markt mag staan.
De grote verliezers in dit dossier zijn de andere vervoerders: Arriva, Keolis, Qbuzz en anderen. Bedrijven die aantoonbaar bereid zijn geweest om serieuze concurrentie te bieden, maar nooit de kans kregen. Ze trekken al jaren aan de bel, starten rechtszaken, voeren gesprekken met Brussel, en schreeuwen tegen dovemansoren in Den Haag. Hun frustratie is begrijpelijk. De woorden van FMN-voorzitter Anne Hettinga, die het besluit van de Europese Commissie “logisch en niet onverwacht” noemt, spreken boekdelen.

– Europees parlement Brussel
Het verweer van de Nederlandse regering en de NS – dat men alles volgens de regels heeft gedaan – is inmiddels sleets. Niemand twijfelt eraan dat een robuuste nationale vervoerder voordelen kan bieden. Maar de spelregels zijn veranderd. De EU verlangt transparantie, eerlijkheid en een gelijk speelveld. Nederland wist dat en koos ervoor de mazen van de wet op te zoeken. Dat pakt nu verkeerd uit.
lakmoesproef
En het gaat hier om meer dan alleen juridische details. Deze zaak is een lakmoesproef voor de manier waarop we in Europa omgaan met essentiële publieke infrastructuur. Wordt die beschermd door nationaal pragmatisme of onderworpen aan Europese marktregels? De uitspraak van het Hof zal niet alleen bepalen wie er straks op het Nederlandse spoor rijdt, maar ook of lidstaten ongestraft hun eigen koers kunnen blijven varen in strategische sectoren.
Het is te hopen dat deze kwestie eindelijk de bredere discussie opent over de toekomst van het Nederlandse openbaar vervoer. Over hoe we binnen Europa willen omgaan met marktwerking, reizigersbelangen en nationale controle. Maar vooral: over hoe Den Haag in de toekomst moet ophouden met schijntransparantie en vaag juridisch getouwtrek. Brussel kijkt mee. En dit keer met het zwaard van Damocles in de hand.