Het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid maakt de weg vrij voor een opvallende stap binnen de Nederlandse Spoorwegen.
Met het officiële “Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. (korte wapenstok) 2025” is vastgelegd dat maximaal 75 medewerkers van de afdeling Veiligheid & Service (V&S) bij de NS voortaan tijdelijk gebruik mogen maken van de korte wapenstok. De maatregel, ondertekend op 17 oktober 2025 door de staatssecretaris A.C.L. Rutte en namens haar door S. Klok van de afdeling V&T, geldt voor een periode van twee jaar.
Het besluit volgt op een verzoek dat de NS op 9 juli 2025 indiende bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. De spoorwegmaatschappij vroeg daarin om toestemming voor een proef waarbij medewerkers van Veiligheid & Service — die de status hebben van buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) — mochten worden uitgerust met een wapenstok. De aanleiding voor het verzoek ligt in de toenemende agressie en het stijgende aantal geweldsincidenten waarmee treinpersoneel te maken krijgt.
beperkte groep
De staatssecretaris baseerde haar besluit op verschillende wettelijke bepalingen, waaronder artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 7 van de Politiewet 2012. Volgens het document geldt de bevoegdheid voor het gehele grondgebied van Nederland, maar uitsluitend voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de functie. De maatregel betreft een beperkte groep: maximaal 75 medewerkers mogen worden beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar en uitgerust met de korte wapenstok en handboeien.
De NS krijgt met deze aanwijzing officieel de bevoegdheid om haar V&S-medewerkers, operationeel coördinatoren en teammanagers binnen dit domein te laten optreden als BOA’s. In het besluit wordt duidelijk gesteld dat zij zich mogen bezighouden met de opsporing van strafbare feiten binnen het zogenoemde domein IV: openbaar vervoer. Dat omvat onder meer de handhaving van orde, veiligheid en naleving van regelgeving in en rond treinen en stations.
opsporingsambtenaar
In artikel 6 van het besluit staat dat de betrokken BOA’s bevoegd zijn om bepaalde bevoegdheden uit te oefenen op basis van artikel 7 van de Politiewet 2012, waaronder het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen zoals handboeien en het geweldmiddel korte wapenstok. Dit gebruik is echter strikt gebonden aan de voorwaarden zoals vastgelegd in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar. Er wordt bovendien voorzien in regelmatig overleg tussen toezichthouders en direct toezichthouders om het gebruik en de proportionaliteit van de maatregel te bewaken.
De hoofdofficier van Justitie van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) is in dit besluit aangewezen als toezichthouder, terwijl de korpschef van de politie als direct toezichthouder zal optreden. De NS moet daarnaast jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een uitgebreid verslag indienen bij het ministerie. In dat verslag moet worden opgenomen hoeveel BOA’s actief zijn, welke activiteiten zij hebben uitgevoerd en hoeveel medewerkers de vereiste opleidingen en examens hebben afgerond.
proefperiode
De aanwijzing van de NS-medewerkers als buitengewoon opsporingsambtenaren treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en vervalt automatisch twee jaar later. Daarmee is de proefperiode officieel begrensd en moet na afloop worden beoordeeld of de wapenstok structureel binnen de organisatie mag blijven.
Het besluit benadrukt dat het gebruik van de korte wapenstok alleen in uitzonderlijke situaties is toegestaan en altijd proportioneel moet zijn. De NS zal de komende maanden in samenwerking met het ministerie en de politie bepalen op welke locaties de proef van start gaat. De verwachting is dat dit begin 2026 zal gebeuren, zoals eerder al door NS-directeur sociale veiligheid Itai Birger werd bevestigd.
Wie het niet eens is met het besluit, kan binnen zes weken na publicatie bezwaar maken bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

