trein

Voor de tweede keer in korte tijd verliest de FMN een rechtszaak over dezelfde materie.

De groep private spoorvervoerders, verenigd in de Federatie van Mobiliteitsbedrijven in Nederland (FMN) – waaronder Arriva, Transdev en Keolis – kreeg opnieuw nul op het rekest in een rechtszaak tegen de Staat der Nederlanden. De regionale spoorvervoerders – maar ook een aantal spoorbedrijven dat in het buitenland actief is – vinden het onaanvaardbaar dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in 2020 een onderhandse gunning heeft verleend aan de Nederlandse Spoorwegen (NS) op het hoofdrailnet voor de periode 2025-2033. Die gunning zou volgens de vervoerders in strijd zijn met de Europese regels omtrent liberalisering van het spoornet, aldus de berichtgeving van het digitaal Magazine Personenvervoer.

Voor de tweede keer in korte tijd verliest de FMN een rechtszaak over dezelfde materie. In december verloren de private spoorvervoerders ook al een kort geding tegen de Staat. In de bodemprocedure die ze hadden aangespannen trokken ze vandaag opnieuw aan het kortste eind. De vervoerders claimen dat de concessie voor het hoofdrailnet (HRN) goed is voor een omzet van ten minste €20 mrd. De NS-concessie voor het hoofdrailnet waar de intercitytreinen en een groot aantal stoptreinen in is ondergebracht, loopt eind 2024 af. NS betaalt de Staat jaarlijks €200 mln. voor het bedienen van deze concessie.

(Tekst loopt door onder de foto)
Vectron in NS huisstijl

De uitspraak van de rechter is uitermate teleurstellend voor de FMN. De rechter verwijst de groep naar de door de wetgever aangewezen gespecialiseerde bestuursrechter, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Daar kunnen ze pas na “een definitieve concessieverlening” proberen hun verhaal te halen.

Lees ook  RailConnect: van frustratie naar innovatie

Zou de rechtbank nu een uitspraak doen, dan dreigt het gevaar dat na de definitieve concessieverlening over deze kwestie twee zaken lopen: een zaak bij het CBb en een bij de burgerlijke rechter. Bovendien ontstaat, aldus de rechtbank, dan “het gevaar van tegenstrijdige uitspraken en van onduidelijkheid over de vraag welke uitspraak doorslaggevend is.”

In een reactie op de rechterlijke uitspraak stelt de FMN dat de Europese Commissie voor verduidelijking van de Europese wet- en regelgeving naar het Hof van Justitie van de EU zou moeten gaan. Dat hof kan duidelijkheid geven over in hoeverre de Nederlandse Staat de Europese wet- en regelgeving overtreedt met het onderhands gunnen van de hoofdrailnetconcessie aan de NS. Nederlandse rechters hebben nog niet om een dergelijke uitleg gevraagd, zegt de FMN. Door de zaak door te verwijzen naar het CBb, is pas een uitspraak mogelijk als de Staat de concessie daadwerkelijk aan de NS heeft verleend.

Gerelateerde artikelen:
Print Friendly, PDF & Email