Moderne videosystemen registreren afstand en snelheid op de meter nauwkeurig.
Wie te dicht op de voorganger rijdt, riskeert niet alleen ergernis bij andere automobilisten, maar ook een forse boete of zelfs een rijverbod. Het handhaven van de minimale volgafstand is al jaren een belangrijk onderdeel van de verkeersveiligheid op de snelwegen. Te weinig afstand behoort tot de grootste oorzaken van zware ongevallen, en daarom zet de politie steeds vaker technologie in om overtreders op te sporen en te beboeten.
Volgens de verkeersregels moet de afstand tot het voorliggende voertuig groot genoeg zijn om tijdig te kunnen stoppen als de ander plotseling remt. Hoewel die regel duidelijk klinkt, is hij niet precies vastgelegd in meters. Om bestuurders houvast te geven, wordt vaak de zogenoemde “halve-snelheidsregel” of de “twee-secondenregel” gebruikt. Dat betekent: bij 100 kilometer per uur hoort een afstand van ongeveer 50 meter, of simpel gezegd, twee seconden tijd tussen beide voertuigen.
knipperende koplampen
Op de snelweg is de realiteit echter vaak anders. Regelmatig duiken er auto’s op die op minder dan tien meter afstand achter hun voorganger blijven hangen, soms zelfs met knipperende koplampen om de ander tot opschuiven te dwingen. Zulke gedragingen worden door de politie beschouwd als hinderlijk en gevaarlijk bumperkleven.
Om dit gedrag te bestrijden, zetten de autoriteiten geavanceerde video-meetsystemen in. Op bruggen boven snelwegen worden camera’s gemonteerd die met behulp van gemarkeerde punten op het wegdek zowel snelheid als afstand meten. Deze installaties filmen het verkeer over een traject van minimaal 300 meter. Zodra een voertuig de meetzone passeert, berekent software automatisch de afstand tot de voorligger. Bij een overtreding wordt direct een foto van het kenteken gemaakt, waarmee het bewijs vaststaat.
Daarnaast gebruikt de politie ook het ProViDa-systeem, een methode waarbij zogeheten onopvallende politievoertuigen andere auto’s volgen. Sensoren registreren daarbij de snelheid en de gereden afstand, terwijl camera’s een videoverslag maken dat later als bewijs dient. Zo kan nauwkeurig worden vastgesteld hoe lang iemand te dicht op zijn voorganger reed.
Wie betrapt wordt, kan flink de portemonnee trekken. De boetes lopen afhankelijk van snelheid en afstand sterk uiteen. Wordt bij 130 kilometer per uur minder dan 26 meter afstand gehouden, dan kan de geldboete honderden euro’s bedragen en volgt vaak ook een rijverbod van een maand. In ernstige gevallen – bijvoorbeeld wanneer de bestuurder over langere afstand met opzet te dicht volgt of zelfs met grootlicht dringt kan de politie de zaak als strafbaar aanmerken. Dat betekent dat er niet alleen een boete, maar ook een strafblad of het verlies van het rijbewijs kan volgen.
meetgegevens
Sommige automobilisten proberen boetes aan te vechten door te wijzen op fouten in de meting. Dat is echter niet eenvoudig. Volgens verkeersdeskundigen zijn technische onnauwkeurigheden weliswaar mogelijk, maar lastig aan te tonen. Alleen een specialist of advocaat met toegang tot de meetgegevens en videobeelden kan beoordelen of het systeem correct werkte. Wie die weg inslaat, moet rekening houden met hoge kosten voor technische expertises.
Toch blijft de belangrijkste boodschap simpel: houd afstand. Moderne auto’s beschikken steeds vaker over afstandswarners en adaptive cruise control (ACC) die via radarsensoren helpen om automatisch afstand te bewaren. Maar, zo benadrukt de wet: de bestuurder blijft altijd verantwoordelijk. Wie zich blindelings op technologie verlaat en toch te dicht achter iemand rijdt, kan zich niet verschuilen achter een computersysteem.