De term 'basisbereikbaarheid' werd geïntroduceerd met de belofte om het openbaar vervoer in Vlaanderen efficiënter, flexibeler en toegankelijker te maken.
Echter, de implementatie ervan wordt nu door tegenstanders beschouwd als een misstap die de mobiliteit niet heeft verbeterd, maar juist heeft verminderd. Vlaams Parlementslid Els Robeyns (Vooruit) bekritiseert scherp de aanpak van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD), door te stellen dat de ingevoerde maatregelen hebben geleid tot ‘vervoersarmoede’, een situatie waarin een significant deel van de bevolking onvoldoende toegang heeft tot kwalitatief goed openbaar vervoer.
De hervormingen bij De Lijn, bedoeld om het openbaar vervoer in Vlaanderen te moderniseren, staan onder scherp toezicht van het Rekenhof. Uit een recent verslag gericht aan het Vlaams Parlement komt naar voren dat de implementatie van de nieuwe vervoersplannen, gericht op een vraaggestuurd systeem, verre van soepel verloopt. Het streven van de Vlaamse regering, onder leiding van Vlaams minister van Mobiliteit Lydia Peeters van Open VLD, naar budgetneutraliteit lijkt een struikelblok te vormen voor de effectiviteit en haalbaarheid van het flexibele vervoer.
In een tijd waarin mobiliteit een steeds prangender issue wordt, met discussies over duurzaamheid, bereikbaarheid en leefbaarheid, is de kritiek van het Rekenhof op de aanpak van De Lijn een duidelijke indicatie dat de beoogde hervormingen mogelijk hun doel voorbijschieten. Het concept van vraaggestuurd openbaar vervoer, dat als doel heeft om efficiënter en klantgerichter te opereren, komt volgens het Rekenhof in de knel door de strikte eis van budgetneutraliteit. Deze eis, die inhoudt dat de kosten voor de implementatie van de nieuwe plannen niet mogen stijgen, beperkt volgens het verslag de mogelijkheden om adequaat te reageren op de vervoersbehoeften van gebruikers.
De invoering van flexvervoer, dat als alternatief voor het reguliere busvervoer en als aanvulling op het bestaande netwerk moest dienen, wordt door het Rekenhof eveneens kritisch bekeken. Uit cijfers opgevraagd door Vlaams Parlementslid Els Robeyns (Vooruit) bij minister Peeters blijkt dat de zogenaamde flexbussen, die ook dienstdoen als goedkope privé-taxi’s, gemiddeld slechts 1,2 reizigers per rit vervoeren. Dit wijst niet alleen op een lage efficiëntie maar roept ook vragen op over de rol van dergelijk vervoer in de strijd tegen vervoersarmoede en de promotie van duurzame mobiliteitsalternatieven.
Minister Lydia Peeters hekelt de zoveelste aanval van Robeyns: “Deze eerste cijfers kloppen, maar het systeem van de flexbussen wordt continu bijgestuurd en begint zeer goed en efficiënt te draaien."
De kritiek van het Rekenhof strekt zich verder uit naar de algehele uitrol van de tweede fase van de basisbereikbaarheid. De complexiteit van deze transitie, een gebrek aan transparantie en coherentie in de regelgeving, vertragingen in de implementatie en zorgen over de uitvoerbaarheid van het flexvervoer zijn allemaal punten van zorg die in het verslag worden benadrukt. Deze bevindingen suggereren dat er een heroverweging nodig is van de strategie en de aanpak van de hervormingen binnen De Lijn.
In een tijdperk waarin efficiënt, toegankelijk en duurzaam openbaar vervoer cruciaal is voor zowel stedelijke als landelijke gebieden, werpt de feedback van het Rekenhof een schaduw over de pogingen van de Vlaamse regering om deze idealen te bereiken. De ambitie om een vraaggestuurd systeem te ontwikkelen dat zowel efficiënt als kostenneutraal is, lijkt op basis van het verslag een complexe uitdaging die een grondige evaluatie en mogelijk een herziening van de aanpak vereist.