Demissionair minister Cora van Nieuwenhuizen gaat in hoger beroep in de schadeafhandeling van het stintdrama. Bij het ongeluk met de elektrische bolderkar, die vaak werd gebruikt door scholen en kinderopvangcentra, kwamen in 2018 vier kinderen om het leven. Direct daarna werd de stint van de weg gehaald. Het was een grote kostenpost voor instellingen, die nu ander vervoer moesten regelen.
De rechter oordeelde op 4 maart dit jaar dat de Staat scholen direct een schadevergoeding had moeten aanbieden toen de stint van de weg werd gehaald, maar daar is Van Nieuwenhuizen het niet mee eens. Volgens haar was het nodig voor de veiligheid dat de elektrische bolderkar direct van de weg ging en was er geen tijd om eerst de procedure voor schadevergoeding af te wachten.
Bovendien is ze het oneens met het oordeel van de rechter over een zwaardere versie van de stint. Deze uitvoering, van 1200 watt, is volgens Van Nieuwenhuizen namelijk niet goedgekeurd door het ministerie en had dus nooit de weg op gemogen. Zij vindt het een opgevoerde versie van de stint van 800 watt. Die is wel goedgekeurd.
Raad van State
Maar de rechter ziet de zwaardere versie als hetzelfde voertuig. Als er geen onderscheid wordt gemaakt, krijgen instellingen die de zwaardere stint gebruikten mogelijk ook een schadevergoeding. Krijgt de minister gelijk, dan krijgen mogelijk alleen instellingen die de lichtere, goedgekeurde versie gebruikten compensatie.
De minister wil nu een uitspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter in Nederland. Voordat ze schadevergoedingen gaat uitbetalen, wil ze eerst die uitspraak afwachten.
Inmiddels is er een vervanger voor de stint: de BSO-bus. Die werd eind vorig jaar goedgekeurd voor weggebruik. Bestuurders moeten eerst een training volgen voordat ze het voertuig mogen besturen.
Lees ook: Stint definitief van de weg halen was onzorgvuldig