Kritiek op keuze die volgens sommigen doorslaat naar schijnveiligheid terwijl experts waarschuwen voor risico’s in hectische vliegveldomgeving.
Tussen de glimmende vleugels, gierende turbines en haastige grondvoertuigen van Schiphol speelt zich dagelijks een minder charmant, maar onmisbaar ritueel af: het vervoer van passagiers per platformbus. Reizigers worden in compacte voertuigen gezet die zich een weg banen door een omgeving waar elke beweging telt. De lucht trilt er van de warmte van uitlaatstromen, de geuren zijn scherp, de ruimte is beperkt en de marges zijn klein. Tot voor kort vertrouwde men voor dit werk uitsluitend op chauffeurs met een groot rijbewijs, bestuurders die gewend zijn aan deze hectische zone waar een kleine fout al snel grote gevolgen heeft.
De keuze van Schiphol om nu ook chauffeurs met alleen een BE-rijbewijs tot dit werk toe te laten, heeft een debat losgemaakt naar aanleiding van de berichtgeving in de media dat dieper gaat dan een personeelsvraagstuk. De luchthaven kampt aantoonbaar met tekorten, en het besluit past binnen een bredere poging om de operatie draaiende te houden. Maar achter die redenering gaat een ongemakkelijke spanning schuil. Het beeld dat critici schetsen van de financiële druk op het bedrijf, samengevat door een adviseur arbeidsveiligheid in de uitspraak “een Jenga-toren op een trilplaat”, laat zien dat men vreest dat rekbare afwegingen de norm dreigen te worden.
risicobesef
Het vraagstuk draait volgens de adviseur in essentie om de vraag wat ervaring betekent op een terrein waar fysieke risico’s nooit abstract zijn. Het werk tussen taxiënde Boeings, bagagetrekkers, pushbacks en marshallers vraagt niet alleen om stuurmanskunst, maar vooral om intuïtief risicobesef. Een van de betrokkenen somt het scherp op: “Of je aanvoelt hoe gevaarlijk een jetblast is, hoe snel een pushback kan draaien, hoe een marshaller communiceert, en waarom je nooit, echt nóóit, een vliegtuig nadert waarvan de motoren nog draaien.” Het is kennis die niet voortkomt uit een rijbewijs, maar uit gespecialiseerde scholing en herhaalde blootstelling aan dezelfde complexe omgeving.
Het officiële standpunt van Schiphol is dat de luchthaven een besloten bedrijfsterrein is en dat de directie verantwoordelijk is voor het wegen van risico’s. Intern wordt benadrukt dat aanvullende trainingen borg staan voor veiligheid en dat de inzet van minder ervaren chauffeurs geen afbreuk doet aan de operationele standaarden. Toch wringt het oordeel van degenen die dagelijks met deze realiteit werken. Niet omdat zij twijfelen aan de intentie van de luchthaven, maar omdat ze weten hoe dun de lijn is tussen routine en onderschatting. In gesprekken klinkt de waarschuwing door dat organisaties soms ongemerkt richting schijnveiligheid glijden. Zo wordt letterlijk gezegd: “Alles lijkt te kloppen, totdat het niet meer klopt. Ik vind ’m lastig.”, aldus de deskundige.
vertrouwen
De kern van de discussie wordt gevangen in de stelling die inmiddels herkenbaar rondgaat: “Laat Schiphol hiermee zien dat productie het wint van professie?” De vraag raakt aan de fundamenten van vertrouwen. Wanneer efficiëntie de prioriteit krijgt boven vakmanschap, ontstaat de indruk dat veiligheid niet langer een overtuiging is, maar een variabele. Precies dat maakt de situatie gevoelig, zeker in een omgeving waar passagiers onvermijdelijk moeten kunnen rekenen op een onwrikbare veiligheidsnorm.
De nuchtere constatering van een van de critici vat het dilemma herkenbaar samen: “Veiligheid hoeft geen last te zijn. Het is vooral een keuze.” Juist die keuze is bepalend voor het vertrouwen dat reizigers, medewerkers en partners stellen in de luchthaven. Want vertrouwen is kwetsbaar, en zoals in dezelfde gedachtevorming wordt benadrukt: het komt te voet en gaat te paard.

