De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) staat op het punt een nieuw tijdperk in te luiden voor de Nederlandse arbeidsmarkt.
Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst de handhaving van deze wet aanscherpen, een maatregel die vooral impact zal hebben op sectoren waar schijnzelfstandigheid veel voorkomt, zoals de taxisector. Deze strengere aanpak is bedoeld om misstanden aan te pakken en een gelijk speelveld te creëren voor alle werkenden.
In de taxisector is het al jarenlang een gangbare praktijk dat chauffeurs als zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden ingehuurd. Hoewel deze constructie ondernemersvrijheid suggereert, blijkt in veel gevallen dat chauffeurs onder omstandigheden werken die meer lijken op een regulier dienstverband. Schijnzelfstandigheid, zoals dit fenomeen wordt genoemd, houdt in dat chauffeurs weliswaar op papier zelfstandig zijn, maar feitelijk functioneren als werknemers. Ze hebben vaak weinig tot geen zeggenschap over hun werktijden en werkomstandigheden en zijn in veel gevallen economisch afhankelijk van één opdrachtgever.
naheffingen
De Belastingdienst waarschuwt dat deze praktijk niet langer gedoogd zal worden. Bedrijven die vanaf 2025 chauffeurs inzetten als zelfstandigen, terwijl sprake is van een gezagsverhouding of andere kenmerken van een dienstverband, kunnen boetes en naheffingen verwachten. De toenmalig Staatssecretaris van Financiën benadrukte het belang van zelfstandigen voor de economie, maar zag ook de noodzaak om uitwassen aan te pakken. “Het kabinet wil deze balans op de arbeidsmarkt herstellen,” verklaarde hij. Schijnzelfstandigheid zorgt volgens hem voor oneerlijke concurrentie, ondermijnt de rechtspositie van werknemers en leidt tot ongelijke arbeidsvoorwaarden.
Om bedrijven de tijd te geven om zich voor te bereiden op de strengere handhaving, heeft het kabinet een overgangsperiode ingesteld. Taxibedrijven die kunnen aantonen dat ze serieus werk maken van het herzien van arbeidsrelaties, zullen in het eerste jaar nog geen vergrijpboetes opgelegd krijgen. De Belastingdienst benadrukt echter dat deze coulanceregeling tijdelijk is en dat bedrijven geen reden hebben om stil te blijven zitten.
Als de Belastingdienst oordeelt dat feitelijk sprake is van een dienstverband, moet de opdrachtgever met terugwerkende kracht loonbelasting en sociale premies betalen en mogelijk een boete.
Een belangrijke wijziging is het besluit om geen nieuwe modelovereenkomsten meer goed te keuren. Voorheen konden bedrijven en zelfstandigen met dergelijke overeenkomsten vooraf zekerheid krijgen over de aard van hun arbeidsrelatie. In de praktijk bleken deze overeenkomsten echter vaak onvoldoende, omdat de Belastingdienst de feitelijke situatie belangrijker vindt dan wat er op papier staat. Bestaande overeenkomsten blijven geldig tot hun einddatum, maar nieuwe worden niet meer verstrekt. Dit dwingt zowel taxibedrijven als chauffeurs om kritisch naar hun werkafspraken en samenwerking te kijken.
gezagsverhouding
Voor chauffeurs betekent dit dat zij meer aandacht moeten besteden aan het behoud van hun zelfstandigheid. Dit kan door eigen materialen te gebruiken, zelf hun werktijden te bepalen en meerdere opdrachtgevers te hebben. Voor opdrachtgevers is het van belang om te vermijden dat zij instructies geven die duiden op een gezagsverhouding of dat ze een chauffeur exclusief voor hun bedrijf laten werken. Beide partijen moeten bovendien goed op de hoogte zijn van de criteria die de Belastingdienst hanteert, zoals het ontbreken van een gezagsverhouding, het lopen van ondernemersrisico en het hebben van een diverse klantenkring.
De aankondiging van strengere handhaving brengt spanning met zich mee in de taxisector, maar biedt tegelijkertijd ook kansen. Door proactief aan de slag te gaan met het herzien van arbeidsrelaties kunnen zowel chauffeurs als opdrachtgevers zich voorbereiden op de nieuwe situatie. Zo voorkomen ze juridische problemen en dragen ze bij aan een eerlijkere en transparantere arbeidsmarkt.
Zelfstandigheid als zzp’er wordt niet bepaald door het aantal opdrachtgevers, maar door een bredere set criteria die inzicht geeft in de aard van de arbeidsrelatie. De Belastingdienst hanteert een holistische aanpak waarbij verschillende aspecten van het werk en de bedrijfsvoering van de zelfstandige worden beoordeeld. Hieronder worden de belangrijkste criteria uitgelegd die een rol spelen bij het bepalen van zelfstandigheid.
Een belangrijke aanwijzing voor zelfstandigheid is het lopen van ondernemersrisico. Dit betekent dat een zzp’er eigen financiële risico’s draagt. Denk hierbij aan investeringen in bedrijfsmiddelen, zoals gereedschap, apparatuur of een werkruimte. Ook het risico op wanbetaling door opdrachtgevers of het niet betaald krijgen bij tegenvallend werk is een indicatie van zelfstandig ondernemerschap. Ondernemersrisico onderscheidt zzp’ers van werknemers, die vaak financiële zekerheid genieten via een dienstverband.
autonomie
De mate van autonomie in het uitvoeren van werkzaamheden speelt een cruciale rol. Een zzp’er moet zelf kunnen bepalen hoe, wanneer en waar het werk wordt uitgevoerd. Dit omvat de vrijheid om eigen methoden en processen te kiezen zonder dat een opdrachtgever directe instructies geeft. Autonomie laat zien dat de zzp’er opereert als een onafhankelijk ondernemer en niet onder gezag staat van een opdrachtgever.
Een zelfstandige moet zich profileren als een onafhankelijke ondernemer. Dit kan door middel van een eigen bedrijfsidentiteit, zoals een bedrijfswebsite, logo of reclamecampagnes. Het hebben van meerdere opdrachtgevers kan hier een rol spelen, maar is geen verplichting. Ook het actief werven van nieuwe klanten of opdrachten toont aan dat de zzp’er een eigen onderneming runt en niet uitsluitend afhankelijk is van één opdrachtgever.
Een kenmerkend verschil tussen een zzp’er en een werknemer is de afwezigheid van een gezagsverhouding. Dit houdt in dat de opdrachtgever geen controle uitoefent over de manier waarop de zzp’er zijn werk uitvoert. Wanneer een opdrachtgever wel instructies geeft over werktijden, werkwijzen of andere aspecten van de uitvoering, kan dit wijzen op een arbeidsrelatie die meer lijkt op een dienstverband.
meerdere opdrachtgevers
Hoewel meerdere opdrachtgevers vaak worden genoemd als een teken van zelfstandig ondernemerschap, is het geen harde eis. Een zzp’er kan volledig afhankelijk zijn van één opdrachtgever en toch als zelfstandig worden gezien, zolang hij of zij voldoet aan andere criteria zoals ondernemersrisico en autonomie. Dit benadrukt het belang van de feitelijke werksituatie boven theoretische aannames.
De criteria die de Belastingdienst hanteert, zijn bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Dit gebeurt om te voorkomen dat werknemers met vaste arbeidsomstandigheden en gezagsverhoudingen onterecht als zelfstandigen worden behandeld, wat leidt tot ongelijke arbeidsvoorwaarden en oneerlijke concurrentie. Voor zzp’ers is het essentieel om deze criteria in het achterhoofd te houden bij het opstellen van overeenkomsten en het uitvoeren van opdrachten.
Door zich bewust te zijn van deze aspecten en ze goed vast te leggen in overeenkomsten en werkpraktijken, kunnen zzp’ers aantonen dat zij voldoen aan de eisen van de Belastingdienst. Het blijft belangrijk om de werkelijke situatie te laten aansluiten op de vastgelegde afspraken, aangezien de Belastingdienst altijd naar de feitelijke uitvoering kijkt bij het beoordelen van zelfstandigheid.