Het kabinet heeft tijdens Prinsjesdag een opvallende maatregel aangekondigd die voor werkgevers grote financiële gevolgen zal hebben.
Vanaf 1 januari 2027 moeten bedrijven die hun werknemers een fossiele leaseauto ter beschikking stellen, een zogeheten pseudo-eindheffing betalen. Deze extra belasting bedraagt 12 procent van de cataloguswaarde van de auto en geldt voor alle voertuigen die niet volledig emissievrij zijn. Benzine-, diesel- en hybrideauto’s vallen dus onder de nieuwe regeling. Het kabinet hoopt met deze maatregel zakelijke rijders zo snel mogelijk richting elektrisch rijden te duwen.
De pseudo-eindheffing wordt opgelegd als een werkgever een auto van de zaak aanbiedt die ook privé gebruikt mag worden. Het begrip privégebruik is breed opgevat, want ook woon-werkverkeer telt hieronder. Werkgevers kunnen de belasting dus niet vermijden door auto’s uitsluitend voor zakelijke ritten in te zetten. De heffing wordt verrekend via de loonbelasting en mag niet worden doorberekend aan de werknemer. Dit betekent dat de rekening volledig bij de werkgever terechtkomt.
wagenpark
De berekening van de pseudo-eindheffing is relatief eenvoudig. Voor een auto met een cataloguswaarde van 40.000 euro betaalt de werkgever jaarlijks 4.800 euro extra. Voor een wagen van 50.000 euro loopt dit op tot 6.000 euro per jaar. Deze bedragen komen bovenop de reguliere leasekosten, onderhoud, brandstof en de bijtelling die werknemers zelf al betalen voor privégebruik. Voor werkgevers kan dit een forse extra last betekenen, zeker voor bedrijven die een groot wagenpark beheren.
Er is een overgangsregeling aangekondigd om de maatregel gefaseerd in te voeren. Auto’s die vóór 1 januari 2027 aan werknemers ter beschikking zijn gesteld, vallen niet direct onder de heffing. Voor deze voertuigen geldt tot 17 september 2030 een vrijstelling. Na die datum wordt de pseudo-eindheffing echter alsnog verplicht, ongeacht wanneer het leasecontract is gestart. Werkgevers die hun wagenpark nu nog grotendeels uit fossiele auto’s laten bestaan, krijgen dus slechts tijdelijk respijt.
belastingplannen
De maatregel is een compromis na eerdere discussies over zwaardere belastingplannen. In een eerder stadium circuleerde het idee om 52 procent te heffen over de bijtelling, wat voor werkgevers nog zwaardere lasten had betekend. Uiteindelijk is gekozen voor een vast percentage van 12 procent over de cataloguswaarde. Daarmee wordt volgens het kabinet een duidelijker en eerlijker systeem gecreëerd.

Wat vaststaat is dat de pseudo-eindheffing een stevige kostenpost kan worden. Bedrijven die nog massaal inzetten op fossiele leaseauto’s, zullen op termijn zwaar de rekening gepresenteerd krijgen. Het kabinet maakt hiermee duidelijk dat de tijd van zakelijk rijden op benzine of diesel langzaam ten einde loopt en dat elektrisch rijden de nieuwe norm moet worden.
Voor werkgevers betekent dit dat het aanbieden van fossiele leaseauto’s aanzienlijk duurder wordt. Dat kan er in de praktijk toe leiden dat veel bedrijven sneller overstappen op elektrische voertuigen of zelfs helemaal stoppen met het verstrekken van leaseauto’s. Werknemers zouden daardoor vaker uitwijken naar een mobiliteitsbudget of kiezen voor een privéauto met reiskostenvergoeding.
overgangsregeling
De financiële prikkel voor elektrisch rijden wordt hiermee versterkt. Voor werknemers blijven elektrische leaseauto’s aantrekkelijk, niet alleen vanwege de lagere bijtelling maar ook omdat werkgevers de extra pseudo-eindheffing willen vermijden. Bedrijven die vooruit willen plannen, doen er goed aan om nu al hun wagenpark onder de loep te nemen. Leasecontracten die vóór 2027 worden afgesloten, vallen immers nog een paar jaar onder de overgangsregeling.
Experts wijzen erop dat werkgevers hun administratieve processen moeten voorbereiden. Het wordt belangrijk om privé- en zakelijke ritten goed te onderscheiden en de loonbelasting correct af te handelen. Daarnaast kan het verstandig zijn om alternatieve mobiliteitsoplossingen te onderzoeken, zoals private leaseconstructies of een flexibel mobiliteitsbudget.