Print Friendly, PDF & Email

Op 1 januari worden de maximum tarieven voor de taxi geïndexeerd met de LTI-index van 2,23%. In een reactie op het voornemen van het ministerie van I&W, dat een internetconsultatie openstelde, stelde KNV Taxi gebruik van de NEA-index voor. Deze index is meer toegesneden op de reële kostensituatie in de taxibedrijfstak. 

LTI versus NEA index

Sinds 2010 worden de maximumtarieven voor taxivervoer jaarlijks geïndexeerd. Per 1 januari 2017 gebeurt dit op basis van de Landelijke Tarievenindex (LTI). Aanleiding hiervoor is de evaluatie van de tariefstructuur in de taxisector, waarover de Tweede Kamer bij brief van 16 juni 2016 is geïnformeerd.

Voor 2020 komt uit de berekening een LTI van 2,23%. Dit betekent dat de vaste bedragen, de bedragen per kilometer en de bedragen per minuut hiermee worden verhoogd. Hetzelfde geldt voor het tarief dat de vervoerder, mits afgesproken met de consument, in rekening mag brengen voor de wachtperiode bij aanvang van de rit.

Resultaten internetconsultatie

Door middel van internetconsultatie is aan eenieder de gelegenheid geboden om te reageren op een concept van deze regeling. Hiermee wordt voldaan aan artikel 106 van de Wet personenvervoer 2000.

In een reactie wordt gepleit voor indexering met de NEA-kostenontwikkelingsindex, aangezien deze het meest toegesneden zou zijn op de taxibranche en voor het afschaffen van de wettelijke maximumtarieven omdat deze niet zouden passen bij een geliberaliseerde markt. Bovendien zou in de indexering van de wettelijke maximumtarieven rekening gehouden moeten worden met de toenemende congestie en de afschaffing van de BPM-teruggaaf voor taxi’s vanaf 2020.

Het zij benadrukt dat de maximumtarieven niet gelden voor contractvervoer en voor taxivervoer dat wordt aangeboden tegen een vast tarief per rit dat vooraf met de reiziger is overeengekomen. Deze regeling regelt bovendien enkel een jaarlijkse indexering en beoogt geen wijzigingen in de bestaande tariefstructuur. In de voorgenoemde evaluatie is de opbouw van de maximumtarieven, alsook het bestaansrecht hiervan, aan de orde geweest.

Lees ook  Assistentiehond: wettelijke welkom, praktisch geweigerd

Hieruit bleek dat het reguleren van de maximumtarieven een belangrijk middel blijft om met name kwetsbare consumenten, zoals ouderen en toeristen, te beschermen wanneer zij een taxi nemen op straat. Eveneens werd geadviseerd om de LTI te hanteren voor de indexering. De genoemde ontwikkelingen vormen geen aanleiding om daarvan af te wijken.

Met congestie wordt in de maximumtarieven in die zin rekening gehouden dat de rechtstreeks aan een rit toe te wijzen (extra) reistijd als gevolg van congestie met de tariefcomponent ‘bedrag per minuut van de duur van de taxirit’ aan de reiziger kan worden belast. Gelet op de met de regeling beoogde reizigersbescherming en temeer nu voor een aanzienlijk deel van het taxivervoer de maximumtarieven niet gelden, is het onwenselijk om ook de zogenoemde ‘onbeladen tijd’ aan de reiziger door te kunnen belasten.

Het doorbelasten aan de reiziger van de eventuele financiële gevolgen van het afschaffen van de BPM-teruggaaf zou bovendien de ermee beoogde financiële vergroeningsprikkel beperken.

In de andere reactie wordt gepleit voor een apart tarief voor incidentele gebruikers van een rolstoeltaxibus, en met name voor de groep mensen met een fysieke beperking die geen pas hebben voor het aanvullend openbaar vervoer (AOV) of besloten hebben niet van het AOV gebruik te maken. Hiervoor wordt geen aanleiding gezien.

De regeling bepaalt immers niet de tarieven die vervoerders moeten hanteren, maar stelt slechts maximumtarieven vast. Reizigers kunnen dus een vervoerder kiezen die lagere tarieven rekent, of met een vervoerder een lager vast tarief afspreken. Voor reizigers met een beperking zijn voor specifieke doeleinden bovendien specifieke regelingen beschikbaar. Naast het AOV zijn dit bijvoorbeeld Valys, Wmo-vervoer en zittend ziekenvervoer.

Lees ook  BCT: Ondernemers roepen op tot flexibeler beleid bij invoering CDT

Nalevingslasten

Als taxiondernemers op basis van de nieuwe (geïndexeerde) maximumtarieven kiezen voor het aanpassen van hun tarieven, dan kan dit nalevingslasten tot gevolg hebben. Deze lasten hangen samen met de volgende handelingen: het (laten) aanpassen van de taxameter, het downloaden, printen en invullen van nieuwe tariefkaarten en het vervangen van tariefkaarten binnen en buiten het taxivoertuig

De eenmalige lasten die samenhangen met de aanpassing van de taxameters zijn: 41.000 taxi’s x 0,25 uur x € 28 = € 287.000. De eenmalige lasten die samenhangen met de nieuwe taxi-informatiekaarten zijn: 41.000 taxi’s x 0,5 uur x € 28 = € 574.000. Als alle taxiondernemingen deze handelingen verrichten zijn de totale lasten € 861.000. Per taxivoertuig zou dit neerkomen op € 21,00. De feitelijke lasten zullen echter lager uitvallen. 

Niet alle taxi’s verrichten vervoer waarvoor de maximumtarieven gelden. Dit geldt voor contractvervoer en in het geval uitsluitend taxivervoer wordt verricht waarbij de prijs vooraf is overeengekomen. Bovendien is het mogelijk dat in de praktijk niet alle taxiondernemers de (geïndexeerde) maximumtarieven doorberekenen.

Lees ook: Tarief stijgt met 2,6 procent voor Waddenveren

Taxi Sign On Roof Of Car